Kattenziekte

Kattenziekte FPV

Kattenziekte wordt veroorzaakt door het feline panleukopenia virus (FPV). Dit virus is bestand tegen vele extreme omstandigheden en schoonmaakmiddelen en blijft voor weken en zelfs maanden besmettelijk.

Kattenziekte en risico's

Alle katten lopen risico op besmetting met kattenziekte. De katten in catteries, asiels en opvanghuizen lopen het grootste risico.

Het komt nog veel te vaak voor dat er uitbraken van de kattenziekte zijn in Nederland. Deze uitbraken maken het duidelijk hoe belangrijk de vaccinatie tegen de kattenziekte is. 

Symptomen kattenziekte

De eerste symptomen van de kattenziekte bij de kat zijn:

  • braken
  • diarree
  • hoge koorts

Na een besmetting wordt de kat snel ziek en overlijdt hij of zij vaak binnen 24 tot 48 uur.

Het virus beschadigt de darmen zo erg dat het lichaam geen voedingsstoffen en vocht meer kan opnemen. De kat raakt ernstig uitdroogt en overlijdt uiteindelijk. Zelfs met intensieve behandeling door de dierenarts is de overlevingskans zeer laag.

Kattenziekte bij kittens

Pasgeboren kittens worden beschermd door antistoffen die via de moedermelk worden gegeven. De kwaliteit van deze bescherming is afhankelijk van de hoeveelheid moedermelk die de kittens drinken.

De hoeveelheid antistoffen in de moedermelk wordt onder andere bepaald door het al dan niet goed vaccineren van de moederpoes.

De meeste kittens hebben genoeg beschermende antistoffen tot de leeftijd van zes tot acht weken, variërend tot 12 weken.

Risico bij kittens zes tot acht weken

Kittens met de leeftijd zes tot acht weken hebben meer risico op de kattenziekte. Dit komt omdat de hoeveelheid antistoffen in de moedermelk net te laag is voor voldoende bescherming. En de hoeveelheid antistoffen zijn nog te hoog om de vaccinatie voldoende te laten aanslaan.

Vaccinatie tegen kattenziekte

Vaccinaties tegen kattenziekte geven een goede bescherming. Ook worden ze voor elke kat aangeraden vanwege de ernstige gevolgen van een infectie met de kattenziekte.

Pas als 70 procent van alle katten in een populatie gevaccineerd is, voorkomt dat uitbraken van het virus. Helaas is dit aantal nog lang niet bereikt.

De vaccinaties zijn dus belangrijk voor de bescherming van de gezondheid van uw eigen kat, maar ook van alle andere katten in Nederland.

Kattenziekte bij binnenkatten

Ook voor katten die niet buiten komen wordt de vaccinatie geadviseerd. Mensen brengen het virus namelijk van buiten mee naar binnen.

Het virus overleeft op vele soorten materialen. Daardoor kan het gemakkelijk worden overdragen via de mens (schoenen, tassen, handen etc.) en eventueel andere huisdieren die wel buiten komen.

Herhaal vaccinaties

Op de leeftijd van negen weken wordt de eerste vaccinatie gegeven. Vervolgens krijgt de kitten na drie tot vier weken een herhaal vaccinatie.

Bij een hoge besmettingsrisico bijvoorbeeld in asiel kan het nodig zijn de kitten een extra vaccinatie te geven als hij of zij 16 tot 20 weken oud is.

Eén jaar na de eerste vaccinatie krijgen alle katten een boostervaccinatie. Deze moet vervolgens elke drie jaar worden herhaald.

Vaccinatie bij volwassen katten

Weet u niet of en wanneer uw volwassen kat voor het laatst gevaccineerd is tegen de kattenziekte? Laat dan uw kat vaccineren tegen de kattenziekte gevolgd door een boostervaccinatie één jaar later. Vervolgens moet de boostervaccinatie elke drie jaar worden herhaald.

Vaccinatie bij chronisch zieke katten

Juist ook bij katten met een chronische ziekte bijvoorbeeld suikerziekte, nierproblemen of te snelwerkende schildklier, wordt de vaccinatie tegen de kattenziekte geadviseerd.

Kattenziekte bij mensen

Mensen kunnen niet de kattenziekte krijgen die veroorzaakt wordt door het feline panleukopenia virus (FPV).

Met kattenziekte bij mensen wordt vaak een Taxoplasma-infectie bedoeld. Dit is een andere ziekte dan het FPV bij katten. Kijk voor meer informatie over de ziekteverschijnselen van een Taxoplasma-infectie op de website van het RIVM.

Twijfels of vragen?

Heeft u twijfels of vragen? Neem contact op met DierenArtsenPraktijk Midden-Drenthe