Ziekten rondom aflammeren

Slepende melkziekte

Deze aandoening wordt gezien in de laatste weken van de dracht bij ooien die drachtig zijn van meerlingen of ooien die te vet zijn. Doordat de lammeren zoveel energie vragen om te groeien en ook veel ruimte innemen in de buik van de ooi kan ze niet voldoende voer opnemen. Ze gaat haar eigen vetreserves aanspreken, maar dit loopt uit de hand. De afvalproducten die vrij komen bij de vetverbranding kunnen door de lever niet verwerkt worden en komen daarom in het bloed terecht. Deze stoffen werken vergiftigend voor het schaap en zij zal daardoor nog minder gaan eten. Het is een vicieuze cirkel en de adem van het dier kan naar aceton ruiken.

Verschijnselen: De dieren lopen eerst slingerend, worden vervolgens extreem sloom, stoppen met herkauwen en eten en sterven uiteindelijk.

Risicofactoren voor het optreden van de ziekte:

  • Meerlingdrachten
  • Vette ooien (conditiescore >4,0)
  • Te abrupte voerovergangen (van buiten naar binnen)
  • Slechte of matige kwaliteit van het voer in het laatste gedeelte van de dracht
  • Plotselinge stress als gevolg van selecteren, scheren, bekappen etc..

Therapie: In een vroeg stadium helpt een behandeling door ons, soms is de ontsporing al te ver en sterft het dier ondanks de inspanningen.

Preventie: Als er één dier in de koppel slepende melkziekte heeft, moet voor de hele groep maatregelen worden getroffen. Voor een specifiek advies, neem contact op met de praktijk.

Melkziekte

Deze aandoening lijkt wat verschijnselen betreft veel op slepende melkziekte, maar de oorzaak hiervan is een te laag calcium gehalte in het bloed. Dit treedt meestal vlak voor of na het aflammeren op. Door een verminderde voeropname, plotselinge stress en calcium-arm voer treedt een tekort op zodat de dieren ziek worden.

Verschijnselen: De dieren worden traag en sloom, blijven achter bij het koppel, willen niet eten, reageren schrikkerig, lopen slingerend of kunnen niet meer staan. Om de diagnose te stellen kunnen we op de praktijk eenvoudig het calciumgehalte in het bloed onderzoeken.

Therapie: Ernstige gevallen worden behandeld met een calcium-infuus. Milde verschijnselen kunnen behandeld worden door 20 ml calcitat onderhuids toe te dienen. Dit kan meerdere malen herhaald worden. Daarnaast moet overgegaan worden op calciumrijker voer, bijvoorbeeld brokken of de voeding aanvullen met calcium. Wederom wilt u hiermee ook de overige dieren behoeden voor een calciumtekort.

Lijfbieder

Een lijfbieder is een schaap met een uitstulping uit de schede. Soms is ook de baarmoedermond te zien als een rozet. Dit wordt met name tijdens de laatste weken van de dracht gezien. Als de uitstulping niet ernstig is, zakt het zo af en toe terug en is er niets meer van te zien. Een enkele keer kan het zijn dat het dier er enorm op perst. Omdat er een erfelijke component aanwezig is, wordt geadviseerd om met dit schaap en haar lammeren niet verder te fokken. Behalve een erfelijke oorzaak kan dit veroorzaakt worden door een verhoogde druk in de buikholte, met name bij een meerlingdracht.

Therapie: het is mogelijk een “lepel” te plaatsen of een bühnerhechting (een strik op de vulva) te zetten. Dit zorgt ervoor dat de boel binnen blijft. Soms blijft het schaap doorgaan met persen, in die gevallen is de prognose erg slecht. Zorg er in ieder geval voor dat het schaap ondanks het persen wel blijft eten. Soms kunnen de lammeren er eerder uitgehaald worden als het echt niet meer gaat.

Vooral als een schaap een bühnerhechting heeft moet u goed opletten wanneer het schaap aan het lammeren is. De knoop kan er dan even uitgehaald worden, zodat de lammeren geboren kunnen worden. Daarna kan de strik weer aangetrokken worden. De bühnerhechting moet door een dierenarts gezet worden.